KROMME RIJN CONCERTEN

25 september 2011

Amsterdams Consort

Wendy Roobol

Wendy Roobol (sopraan), Frédérique Chauvet (traverso), Jiska ter Bals (barokviool), Jan van Grootheest (klavecimbel) en Job ter Haar, cello. De leden hebben gestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en zijn gespecialiseerd in de uitvoeringspraktijk van de barokke en klassieke muziek op authentieke instrumenten. Zij treden gezamenlijk of individueel op met het Concerto d'Amsterdam, The Taverner Players, The Amsterdam Baroque Orchestra, The Royal Consort, die Rheinische Kantorei en het Orkest van de Achttiende Eeuw. Zij voeren een programma uit dat gewijd is aan J.S. Bach en diens tijdgenoten die werkzaam waren in Duitstalige gebieden, De Nederlanden en Frankrijk. Ze spelen op kopieën van instrumenten die gebouwd zijn in de 18e eeuw.

Voor meer details zie:

Recensie

Barok in herfstsfeer

Wie zondag 25 september het prachtige herfstweer kon weerstaan, wachtte in de Oude Dorpskerk van Bunnik een hartverwarmend barokprogramma. Het Amsterdams Consort, bestaande uit Jiska ter Bals, barokviool, Frederique Chauvet, dwarsfluit, Job ter Haar, barokcello, Jan van Grootheest, klavecimbel en Wendy Roobol sopraan openden het nieuwe seizoen Kromme Rijn Concerten met muziek van Johan Sebastiaan Bach en tijdgenoten. Als eerste klonk een triosonate van de in Alkmaar geboren Willem de Fesch voor fluit en viool met Basso continuo (b.c.= begeleiding door klavecimbel en barokcello). Een heldere uitvoering. Hierna volgden drie ´Deutsche Arien´ van Georg Friedrich Händel. Zij kregen een ingetogen, maar waar nodig sprankelende vertolking door Wendy Roobol, mooi en sfeervol terzijde gestaan door de overige leden van het Consort. Daarna drie werken van Johan Sebastiaan Bach: het eerste deel uit de Kunst der Fuge voor klavecimbel solo, aandachtig uitgevoerd, mooi opgebouwd; twee delen van een triosonate voor fluit, viool en b.c. uit het aan Koning Frederik de Grote opgedragen ‘Musikalisches Opfer’, door het Consort met fraai en attent samenspel ten gehore gebracht en tenslotte een aria uit de Johannes Passion: helder en stralend gezongen.

Amsterdams Consort

Na de pauze twee werken van Franse tijdgenoten: delen uit de sonates voor klavecimbel en viool van Jean-Josef Cassanéa de Mondonville: elegant en melodieus, fraai vertolkt. Hoogtepunt van de middag vormde de cantate ‘Pan et Syrinx’ van Michel Pignolet de Montéclair. De sopraan maakte volop gebruik van de gelegenheid zowel ingetogen en smartelijk als uitbundig te schitteren. De begeleiding was kleurrijk en consistent. Het programma sloot af met een knappe uitvoering van het laatste Pariser Quartett van Georg Philipp Telemann.

Jan van Hasselt